Een tekort van 390.000 woningen. Hard gestegen huizenprijzen. Jarenlang moeten wachten op een sociale huurwoning of duur huren in de vrije sector. Zo'n beetje alle politieke partijen zijn het erover eens: er zijn grote problemen op woongebied die opgelost moeten worden. En ook kiezers vinden het een belangrijk onderwerp. Voor jongeren van 18 tot 34 jaar is de woningmarkt zelfs het belangrijkste verkiezingsthema, blijkt uit een peiling van Ipsos in opdracht van de NOS.
Eerst maar eens het woningtekort. De afgelopen jaren is dat steeds gestegen. Alleen in 2021, in de coronacrisis, daalde het tijdelijk.
Het woningtekort wordt berekend door onderzoeksbureau ABF Research en ook de rijksoverheid gebruikt dit cijfer. Maar hoe bepaal je hoe groot het tekort is? Dat doet ABF op basis van het aantal nieuwe huishoudens dat er in een jaar bij komt en het aantal huishoudens dat 25 jaar of ouder is en een woning deelt. Daarbij wordt aangenomen dat al deze huishoudens een zelfstandige woning zoeken.
Het woningtekort is het aantal woningen dat nodig is om een zelfstandige woning te geven aan alle huishoudens die nu nog samenwonen.
Er is niet alleen een landelijk cijfer van het woningtekort, maar ook per regio. De grootste tekorten zijn er in Groot-Amsterdam en Groot-Rijnmond. Er is geen enkele regio met een overschot aan woningen.
Het kleinste tekort is er in Delfzijl en omgeving, namelijk 30 woningen. Dus als je daar bij wijze van spreken één flatgebouw neerzet, heb je het regionale woningtekort opgelost.
Er staan in Nederland nu ruim 8 miljoen huizen. Het grootste aandeel daarvan zijn de meergezinswoningen: appartementen en boven- of benedenwoningen. Daarvan zijn er bijna 3 miljoen. Daarna volgen de tussenwoning, het vrijstaand huis en de hoekwoning. Hekkensluiter is de 2-onder-1-kap.
Een grote frustratie van woningzoekenden is dat je soms meer dan tien jaar moet wachten voordat je in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. Een van de oorzaken daarvan is dat het aandeel sociale huurwoningen in het woningbestand de afgelopen tien jaar gestaag is gedaald.
Corporaties verkochten namelijk woningen en bouwden te weinig nieuwe sociale huurwoningen om dat te compenseren. Volgens corporaties kwam dat mede doordat de politiek in 2013 een speciale belasting voor corporaties invoerde, de verhuurdersheffing. Daar waren ze veel geld aan kwijt en dus konden ze minder investeren. Sinds dit jaar is die heffing weer afgeschaft.
Het aandeel koopwoningen is ongeveer gelijk gebleven. Maar het percentage vrijesectorhuurwoningen verdubbelde juist. Van zo'n 4 naar 8 procent.
Dan de huizenprijzen. Die zijn de afgelopen decennia, op een paar jaar na, vooral gestegen. 1995 was het laatste jaar dat de gemiddelde verkoopprijs nog onder een ton lag.
Tijdens de kredietcrisis, grofweg tussen 2008 en 2014, daalden de prijzen vooral. Daarna gingen ze weer omhoog. Alleen de laatste één à twee jaar maken ze weer een pas op de plaats, vooral door de gestegen hypotheekrente.
Hoeveel geld zijn we eigenlijk kwijt aan wonen? Het Centraal Bureau voor de Statistiek onderzoekt dat iedere drie jaar, de meest recente cijfers zijn van 2021. Particuliere huurders waren het grootste deel van hun inkomen kwijt aan wonen. Huurders van een corporatiewoning zijn fors goedkoper uit. En woningeigenaren zijn procentueel het minst kwijt. Hierbij gaat het om de totale woonlasten, dus hypotheek of huur, maar ook om zaken als gemeentebelastingen en de water- en energierekening.
Dat woningeigenaren relatief goedkoop uit zijn, komt mede doordat zij sowieso vaak meer verdienen dan huurders. Want van de laagste inkomensgroep is maar 20 procent woningeigenaar, terwijl dat bij de hoogste inkomensgroep 92 procent is. Woningeigenaren profiteerden ook van een hypotheekrente die tussen 2012 en 2022 gestaag daalde.
Vergeleken met andere EU-landen zijn mensen in Nederland een relatief groot deel van het inkomen kwijt aan wonen. Het percentage dat in het plaatje hieronder wordt genoemd voor Nederland, berekend door het Europese Statistiekbureau Eurostat, is overigens lager dan in de CBS-cijfers hierboven.
Dat komt doordat Eurostat minder dingen meetelt als woonlasten. De energierekening neemt Eurostat bijvoorbeeld niet mee, terwijl het CBS dat wel doet.
Om het woningtekort op te lossen moet er vooral meer gebouwd worden, vinden bijna alle partijen. Maar hoe staat het daarmee?
In 2022 kwamen er bijna 100.000 woningen bij in Nederland. Vooral door nieuwbouw, maar ook bijvoorbeeld het ombouwen van kantoorpanden tot woningen en het splitsen van een grote woning tot twee kleinere.
Tegelijk verdwenen er bijna 20.000 woningen, onder meer door sloop en het samenvoegen van twee woningen tot een. Netto kwamen er 79.649 woningen bij, het hoogste aantal sinds 2013. Maar het is nog altijd veel minder dan recordjaar 1973; toen kwamen er netto 142.867 huizen bij.
Het demissionaire kabinet had als streven dat er tot en met 2030 900.000 woningen bij komen, wat van 2022 tot en met 2030 neerkomt op zo'n 100.000 per jaar. Dat streven is vorig jaar dus niet gehaald. En het is de vraag of het de komende paar jaar wel gaat lukken.
Want het aantal afgegeven bouwvergunningen daalt de laatste tijd juist. Dit jaar zijn het er, tot en met augustus, bijna 36.000. Tussen een afgegeven vergunning en oplevering van een huis zit zo'n twee jaar.
bron: NOS